Door: Miriam van Reijen
Filosofie en filosofiebeoefening mogen zich al geruime tijd verheugen in een
groeiende belangstelling. Misschien is dat te danken aan de secularisatie, zoals
Antoine Verbij in zijn Denken achter de dijken, de opmars van de filosofie in Nederland
(2001) schrijft. Mogelijk is het de welvaart, de vergrijzing of de “verEftelingisering
van Nederland”, zoals de socioloog Anton Zijderveld het noemde.
Maar in elk geval zijn verschijnselen als filosofische lezingen en cursussen voor
een breed publiek, denkvakanties, diners pensants, filosofische stadswandelingen,
socratische gesprekken in organisaties, filosofische cafés, socratische landdagen
en de Maand, de Dag en de Nacht van de Filosofie vertrouwde verschijnselen
geworden in Nederland.
Ook in verschillende sectoren van regulier onderwijs is filosofie minder
een (kennis)vak, en meer een leren filosoferen, een competentie, geworden.
Daardoor is onderwijs in de filosofie zélf ook een filosofische praktijk geworden.
Het gaat daarbij o.a. om socratische gespreksvoering, trainingen in morele
oordeelsvorming, filosoferen met kinderen en jongeren, werken met ethische
stappenplannen bij morele dilemma’s, filosofisch consulentschap en socratische
intervisie en coaching.
Dit is een belangrijk argument geweest voor het zoeken van samenwerking
tussen de Vereniging voor Filosofie Onderwijs (VFO) en de Vereniging voor
Filosofische Praktijk (VFP).